21 april 2018

Door te evolueren van statisch naar dynamisch bouwen kunnen we de materiaalkringloop in de bouwsector sluiten. Maar voor het zover is zijn er inspanningen nodig van fabrikanten, aannemers, architecten en de overheid.
Na enkele decennia hebben de meeste huizen en gebouwen hun beste tijd gehad. De sloopkraan maakt alles met de grond gelijk en er blijft een berg puin over. Die statische manier van bouwen leidt tot hoge kosten, hinder voor de omgeving, veel afval en een hoog grondstoffenverbruik. Het goede nieuws is dat het anders kan: door te werken met dynamische gebouwelementen houden we materialen levenslang in de kringloop.
Als een gebouw dan aan het einde van zijn levenscyclus komt, kunnen de onderdelen van dynamische bouwsystemen gedemonteerd worden. Daarna kan je ze hergebruiken of recycleren, maar je kan ze ook herconditioneren en opnieuw op de markt brengen. De voordelen voor het milieu zijn aanzienlijk. De levensduur van het materiaal wordt verlengd, waardoor je geen nieuwe grondstoffen hoeft aan te boren. Modulaire gebouwen kunnen bovendien makkelijk aangepast worden aan de behoeften van de bewoners. Je kan een huis bijvoorbeeld opsplitsen in twee delen als het te groot is geworden.
Werkpunten
Om het dynamisch bouwen te laten doorbreken, moeten er eerst nog een aantal knelpunten van de baan. An De Vriendt van Kamp C: “Om te beginnen moet er een aangepaste regelgeving komen: sommige verkavelingsvoorschriften dateren van veertig of vijftig jaar geleden. Zo moet een gevel vaak verplicht volledig afgewerkt worden met gevelsteen, terwijl we bij dynamisch bouwen dikwijls werken met panelen in plaats van met baksteen. Mits een goede motivatie staan gemeentes vandaag wel toe om van de regels af te wijken. Maar het updaten van de voorschriften verloopt traag.”
Daarnaast moeten we inzetten op sensibilisering. “Architecten zijn vaak het eerste contactpunt bij nieuwbouw en renovatie. Als zij nog niet voldoende kennis hebben van nieuwe bouwsystemen vanuit hun opleiding of bijscholingen, zullen de nieuwe trends ook niet ingeburgerd raken bij de bouwheer. Een architect die geen ervaring heeft met dynamisch of modulair bouwen, zal het niet als een optie voorstellen aan de bouwheer, tenzij die er uitdrukkelijk naar vraagt.”
Inspanning van een team
De OVAM stelde in 2015 al een gids op met richtlijnen die aan ontwerpers en bouwheren tonen hoe ze inzichten over dynamisch of veranderingsgericht bouwen kunnen integreren in het ontwerp, en welke systemen er al bestaan. Maar ook de fabrikanten hebben een belangrijke taak.
Tim Ost, project engineer bij VK Architects & Engineers: “Architecten en aannemers moeten de tools hebben om dynamisch te kunnen bouwen. Fabrikanten moeten hun systemen afstemmen op hergebruik en transparant zijn over de milieu-impact. Vandaag is het nog moeilijk om een objectief overzicht te krijgen van de milieu-impact van materialen. De overheid zet daar nu sterk op in met de EPD-databank (Environmental Product Declaration). En de OVAM wil de TOTEM-tool nog verder uitbreiden om ook de aspecten recyclage en hergebruik in rekening te brengen. Een belangrijke evolutie. Ik verwacht dat de overheid op termijn ook benchmarking zal vastleggen over de milieu-impact van een gebouw, zoals dat nu al het geval is voor het E-peil. Het vraagt dus een team effort om van dynamisch bouwen de nieuwe standaard te maken.”