5 augustus 2020

Op 18 juni werd de bouwaanvraag voor ’t Centrum ingediend. Een nieuwe mijlpaal voor Kamp C en Kamp Circulair, het consortium dat het eerste circulaire kantoorgebouw van België zal bouwen. In dit artikel licht Sarah Theeuws (West Architectuur), architecte in het consortium, toe wat circulair bouwen voor haar betekent en hoe dat verschilt van een traditioneel bouwproces.
De bouwaanvraag werd intussen ingediend. Is het ontwerp nog sterk veranderd sinds het voorontwerp dat ingediend is door het consortium?
Sarah: “Het globale concept is hetzelfde gebleven. De invulling is wel aangepast, voornamelijk in functie van de te realiseren kantooroppervlakte voor Kamp C. De vraagspecificatie was hierin niet zo specifiek waardoor het ontwerp aangepast werd van een eerste interpretatie naar een werkelijke nood.”
Hoe heb je het ontwerpproces zelf ervaren? Zie je in flexibel en demontabel ontwerpen ook opportuniteiten voor andere toekomstige projecten?
Sarah: “Het was een zeer leerrijk proces. Een moeilijke opgave dat wel. We zaten immers met verschillende opdrachtgevers aan tafel (= verschillende toekomstige eigenaars) die verschillende wensen hadden en met een budget dat toch wel aanzienlijk onder druk staat.
Het concept dat nu op de tafel ligt, geeft ook mogelijkheden naar de toekomst toe, bijvoorbeeld in sociale woningbouw of scholen. Takken waarin we ook actief zijn en waarbij eigenlijk dezelfde noden liggen als waarmee we vandaag te maken krijgen. Denk maar aan de manier waarop een gebouw mee kan evolueren in de tijd, zonder zijn waarde te verliezen.”
Flexibel en demontabel bouwen vraagt om een andere manier van ontwerpen. Waarin verschilt het van traditionele bouwprojecten?
Sarah: “Traditioneel bouwen is niet gericht op demonteerbaarheid. Daar waar ze wel demonteerbaar zijn, is het niet meer toepasbaar voor hergebruik achteraf.
Bij industriebouw en kantoorgebouwen wordt er vandaag vaak staal of beton gekozen als bouwmethode. Staal zou op zich nog demonteerbaar zijn, maar beton is dat meestal niet meer. Demonteerbaarheid is bijna nooit een onderdeel van de traditionele bouw omdat het vandaag een aanzienlijke meerkost betekent in verhouding tot de levensduur en kostprijs van het gebouw waarvoor het bedoeld is. Flexibel bouwen heeft zijn ingang al wel gevonden in de traditionele bouwwijze als het duidt op de verschillende functies die een gebouw kan hebben in zijn levensduur. Meestal wordt er daarom gekozen voor een open of gridstructuur.”
Wat betekent dat voor ’t Centrum?
Sarah: “Voor ’t Centrum was de grootste uitdaging de demonteerbaarheid en daar bovenop de standaardisatie in gekozen structuur. Daarmee bedoel ik dat in functie van lasten die gedragen en overspanningen die genomen moeten worden een uniform vloertype, balk en kolomtype werd gekozen. Een kolom, vloerplaat of balk kan in principe op eender welke plaats later in een nieuwe constructie gebruikt worden.
Om die verschillende redenen werd er in het ’t Centrum voor een houtstructuur gekozen. Dat gaf veel meer mogelijkheden naar droge bevestigingsmethoden (en bijhorende demonteerbaarheid) en bood oplossingen in functie van brandveiligheid en uniformiteit (standaardisatie).”
Had jij hier al ervaring mee voor dat je deel uitmaakte van consortium Kamp Circulair of is dat tijdens het proces van ’t Centrum stilaan gegroeid? Waar heb je de kennis gehaald?
Sarah: “Met houtbouw hebben we een eerste maal geëxperimenteerd bij het kantoorgebouw van Beneens. In aanloop van het ontwerp zijn we in Vancouver het op dat moment hoogste CLT gebouw in de wereld gaan bezoeken. De masterclasses van ’t Centrum hebben zeker ook bijgedragen en een idee geplant om na te denken over het circulair bouwen.
Daarnaast was het voor ons belangrijk om niet enkel een ‘mooi’ verhaal te vertellen, maar er ook voor te zorgen dat hetgeen je vertelt, overeenkomt met de werkelijkheid, de toepassing.”
Hoe belangrijk is het om in nauw contact te staan met de andere leden van het consortium (aannemer, technieken, ingenieur, …)?
Sarah: “Heel belangrijk. Op dit moment heb ik nog steeds het gevoel dat we iets nieuws aan het doen zijn. Verder kijken dan wat er vandaag op verschillende kanalen wordt verteld. Bij géén enkele partij of fabrikant ligt op dit moment dé oplossing klaar. We moeten steeds op zoek naar …
Door verschillende expertises in het consortium bij elkaar te brengen, is er steeds een kritische invalshoek en wordt de oplossing van een ander lid al eens in vraag gesteld. Hierdoor krijgen we extra impulsen om verder na te denken.”
Is dit een verschil met traditioneel bouwen?
Sarah: “Ja. Hoewel ik vind dat er steeds overleg moet zijn, volgt het traditionele bouwen meestal dezelfde weg: als architect maak je een aanbestedingsdossier, waar er uiteraard wel overleg over is met uitvoerders, maar in principe heb je alle oplossingen voorhanden. Na toewijzing aan de aannemer wordt er gestart met de bouw – maar staat de uitvoeringswijze e.d. al vast.”
Ervaar je de samenwerkingsvorm bij circulair bouwen dan als positiever?
Sarah: “Eigenlijk wel. Het blijft wel belangrijk om vooraf goede afspraken te maken rond verwachtingen van de teamleden en inbreng. Alle teamleden moeten de neus in dezelfde richting krijgen en er wordt een actieve inbreng verwacht. Dat klinkt logisch, maar is in de praktijk niet evident.”
Hoe zie je de volgende stappen als architect in dit traject? Liggen er nog veel uitdagingen te wachten die van invloed kunnen zijn op het ontwerp van het gebouw?
Sarah: “Zeker! Eigenlijk begint het nu pas. Het globale plaatje ligt nu vast en de grote lijnen rond demonteerbaarheid en structuur zijn intussen gekend. De volgende stap is om elk onderdeel te kiezen in functie hiervan en dat is een even grote uitdaging. In die zin is dit voor mij, als architect, nog een zeer intensief vervolgtraject.”
Meer weten over ’t Centrum? Surf dan snel naar onze website!