28 november 2018
In een circulair businessmodel verkoopt de leverancier geen product maar een dienst. Hoe zet je dat model om in de praktijk? Maak kennis met vier succesvolle circulaire businessmodellen.
In een lineair businessmodel verkoopt een leverancier zijn product aan de consument. Is iets versleten of te oud, dan gooit de consument het weg en koopt hij een nieuw exemplaar. “Zo gaan heel wat nuttige grondstoffen verloren”, stelt Jonathan Verdonck, projectmanager bij Kamp C.
Wie bouwt volgens een circulair businessmodel, betaalt voor het gebruik van gebouwcomponenten, niet voor het bezit ervan. De leverancier blijft bij het hele proces betrokken en staat blijvend in voor het onderhoud. “Voor de producent is het voordeliger om zuinige en duurzame producten te maken die achteraf makkelijk te hergebruiken of recyclen zijn”, stelt Jonathan Verdonck. “Aan het einde van hun levensduur worden de gebouwcomponenten gewoon weer als component in een ander gebouw of als grondstof voor nieuwe productie gebruikt. Zo wint iedereen bij een circulair businessmodel.”
Licht en designstoelen
Een bekend voorbeeld is het Pay-per-lux-model van Philips Lighting. Jonathan Verdonck: “Je betaalt niet meer voor je lichten, armaturen of zelfs je elektriciteitsrekening, maar vergoedt de leverancier uitsluitend voor het licht in je gebouw. Philips ontwierp hiervoor speciale lampen die extra zuinig en makkelijker te herstellen zijn. Op die manier besparen de lampen niet alleen energie, maar gaan ze ook langer mee.”
Een ander circulair businessmodel wordt toegepast in The Green House, een volledig circulair gebouw in Utrecht. Zo betaalt The Green House voor het gebruik van het meubilair in het restaurant per klant die daar gebruik van maakt. “In het kassasysteem zijn ze verplicht om aan te duiden welke tafels gebruikt worden en voor hoeveel personen”, legt Jonathan Verdonck uit. “Op basis van die gegevens zal de leverancier een maandelijkse factuur opmaken voor het gebruik van het meubilair.”
In de lift
Mitsubishi gaat nog een stap verder. Het Japanse bedrijf, dat naast auto’s ook liften produceert, introduceerde een circulair model voor liften. Mitsubishi installeert een zo duurzaam en zuinig mogelijke lift, voorziet zelf in het onderhoud, maar blijft wel eigenaar. De klant bepaalt zelf hoeveel hij investeert en betaalt de rest van de prijs via een vast bedrag aan jaarlijkse gebruikskosten. Aan het einde van zijn levensduur wordt de lift gedemonteerd en worden de onderdelen hergebruikt of gerecycleerd.
Het meest ambitieus is de Nederlandse Facade Community, die hele gevels wil leasen. “Die brengt bouwbedrijven bij elkaar die verschillende diensten leveren, van gevelbekleding en raamkozijnen tot zonnepanelen en ventilatiesystemen. Momenteel onderzoeken zowel universiteiten als het werkveld welke opportuniteiten gevelleasing biedt”, zegt Jonathan Verdonck.
Stappen in de goede richting
Ondanks de talrijke voorbeelden staan circulaire businessmodellen nog voor heel wat uitdagingen. “Wie een gevel bouwt of een lift installeert, wordt daar vandaag meteen voor betaald. Rol je een leasemodel uit dat twintig jaar meegaat, dan heb je je investering pas over twintig jaar terugverdiend”, zegt Jonathan Verdonck. “Maar als bedrijf moet je wel een budget hebben om de lift te ontwerpen, materialen aan te kopen en je werknemers te betalen.” Verschillende partijen gingen op zoek naar oplossingen. Het Vlaamse Econocom, bijvoorbeeld, wil bedrijven ontzorgen op het vlak van financiering en facturering door de administratie van circulaire businessmodellen op zich te nemen.
Jonathan Verdonck: “Ook op het vlak van regelgeving moeten er nog heel wat stappen worden gezet. Is een geleasete gevel roerend of onroerend goed? Wie is verantwoordelijk voor de veiligheid en de verzekering: de eigenaar van het gebouw of de leasemaatschappij? Door die vraagtekens blijft het toepassen van deze modellen nog beperkt, hoewel het potentieel erg groot is.”
Op het circulaire bedrijventerrein ’t Centrum, waar Kamp C momenteel zelf aan bouwt, zullen in ieder geval wel circulaire businessmodellen worden geïmplementeerd. Hoe die er precies zullen uitzien, laat Kamp C over aan de toekomstige bouwconsortia. “Wij willen hen de vrijheid geven om ons circulaire gebouw op hun eigen manier vorm te geven”, aldus Jonathan Verdonck.
Met ’t Centrum-project gaan we de circulaire business modellen in een bouwproject concreet maken. Dit project kadert in een subsidietraject mede mogelijk gemaakt door de OVAM. Kamp C ontvangt hiervoor een subsidie van € 183.087,04, 50% van het totale budget.